Wij zoeken nieuwe collega’s. Bekijk hier alle vacatures

8 mei 2025

Geen opgewekt vertrouwen door volgen aangifte in latere jaren

Bij een beheer- en exploitatiemaatschappij, die zich bezighoudt met de exploitatie van onroerende zaken, vindt in augustus 2016 een belangrijke aandeelhouderswijziging plaats. De meerderheidsaandeelhouder (95%) heeft zijn aandelen geschonken aan een door zijn zoon beheerde vennootschap. Hierdoor moeten de belastingreserves, zoals de herinvesteringsreserve (HIR), in beginsel vrijvallen. De stand van de HIR was op 2 augustus 2016 ruim € 1,3 miljoen. Daarnaast was er nog een toevoeging van ruim een half miljoen in verband met de verkoop van een onroerende zaak in september 2016. De inspecteur heeft deze bedragen bij het vaststellen van de aanslag 2016 toegevoegd aan de winst.

De claim van het vertrouwensbeginsel

De bv stelt dat de inspecteur het vertrouwen heeft gewekt dat de HIR niet zou vrijvallen. Zij baseert dit op het feit dat de inspecteur:

  • de aangiften voor de jaren 2017 tot en met 2019 heeft gevolgd, inclusief de daarin opgenomen HIR;
  • vragen heeft gesteld over de HIR in deze jaren;
  • voor het jaar 2020 het standpunt heeft ingenomen dat de HIR vrijvalt wegens het ontbreken van (een voornemen tot) tijdige herinvestering.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag 2016 en in de daaropvolgende bezwaar- en beroepsprocedure consequent het standpunt ingenomen dat de HIR aan de winst moet worden toegevoegd. De inspecteur stelt dat hij nooit expliciet een standpunt heeft ingenomen dat afwijkt van dit uitgangspunt.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelt dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is meer nodig dan alleen het volgen van aangiften in latere jaren. De inspecteur heeft:

  1. nooit expliciet een standpunt ingenomen over de HIR bij de bv in 2016, behalve in ongunstige zin;
  2. door het volgen van aangiften voor de jaren 2017-2019 niet de indruk gewekt dat hij op zijn eerdere standpunt is teruggekomen;
  3. met zijn vragen over de HIR geen verwachtingen gewekt;
  4. met zijn standpunt over 2020 alleen iets gezegd over de na 2016 gevormde HIR.

Lessen voor de praktijk

Deze uitspraak leert ondernemers en fiscalisten belangrijke lessen over het vertrouwensbeginsel:

  1. Expliciete standpunten zijn nodig: het enkel volgen van aangiften in latere jaren is onvoldoende om een beroep op het vertrouwensbeginsel te onderbouwen.
  2. Let op bij aandeelhouderswijzigingen: bij belangrijke aandeelhouderswijzigingen moet rekening worden gehouden met het vrijvallen van fiscale reserves.
  3. Doe vooroverleg: wilt u zekerheid over fiscale gevolgen van herstructureringen? Vraag dan vooraf een standpuntbepaling aan de Belastingdienst.
  4. Documenteer communicatie: leg alle contacten met de Belastingdienst vast waarin standpunten worden ingenomen.
  5. Onderscheid tussen jaren: een standpunt van de inspecteur over een later jaar kan niet zonder meer worden doorgetrokken naar eerdere jaren.

Conclusie

Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond. Deze uitspraak bevestigt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel concrete en expliciete toezeggingen of standpunten van de Belastingdienst nodig zijn. Het enkel volgen van aangiften in latere jaren is onvoldoende, zeker als de inspecteur in de relevante procedure consequent een ander standpunt heeft ingenomen.

Relevante artikelen

Btw op factuur? Dan ook btw betalen!

Een ondernemer drijft zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Hij houdt zich bezig met het managen van internationale projecten, met een specialisatie in industriële koelsystemen. De werkzaamheden worden wereldwijd uitgevoerd. In 2017 en

Lees hier meer

Registratie in postsysteem is geen bewijs voor tijdige verzending

Een eigenaresse van een woning klaagt de gemeente aan. Zij beweert dat de gemeente onvoldoende snel heeft beslist over haar bezwaar tegen de WOZ-waarde. De heffingsambtenaar van de gemeente beweert juist dat de uitspraak wel binnen de termijn is

Lees hier meer

Zakelijk gebruik woning: documenteer tijdig en grondig

Voor vermogensetikettering is de wil van de belastingplichtige leidend, tenzij de grenzen der redelijkheid worden overschreden. Bij woningen geldt echter een bijzonder regime: een woning kan volgens de Hoge Raad door zijn aard alleen tot het

Lees hier meer

Wie stelt moet bewijzen, ook na afloop van de bewaarplicht

In het belastingrecht geldt doorgaans dat de inspecteur de bewijslast draagt voor het vaststellen van belastbare feiten, terwijl de belastingplichtige de bewijslast draagt voor aftrekposten, vrijstellingen of andere belastingvoordelen zoals

Lees hier meer

Hoger beroep toch op tijd door feestdag

De termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift bedraagt zes weken. Die termijn begint te lopen vanaf de dag na de verzending van de uitspraak van de rechtbank. De Algemene termijnenwet (Atw) bepaalt dat als de laatste dag van een termijn op

Lees hier meer

Rendementspercentage omhoog, heffingsvrij vermogen omlaag in 2026

Het nieuwe box 3-stelsel, waarin belasting wordt geheven over het werkelijke rendement op vermogen, is uitgesteld tot ten minste 2028. Om deze budgettaire tegenvaller op te vangen, voert het kabinet vanaf 2026 aanpassingen door binnen het huidige

Lees hier meer